Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 12: Verborgen bedoelingen

12

`Hoe bedoel je?’ vroeg Elvin verbaasd. `En hoe kwam je eigenlijk bij die snuiters terecht? Heeft de drom je in de steek gelaten? Hoe kwam het dat je door die woestelingen werd gevangen?’
`Het waren toch helemaal geen krijgers’ zei Rorin. `En het waren ook geen floorn. Ze doen maar net alsof. En ze hoeven je niet meer. Want nu weten ze dat je geen timanting hebt.’
Elvin schudde zijn hoofd.
`Nou, ik mag een domme oude muilezel zijn’, zei hij korzelig, `maar ik kan geen touw aan je geraaskal vastknopen. Begin eens bij het begin voor de verandering, ja?’ Hij schoof een eindje op, naar waar een wilg ver over het beekje hing. `En kom hieronder zitten, zo ja. Mm, heerlijk, dat koude water tussen mijn tenen. Het wordt tijd dat ik weer eens een bad neem - goed dat ik die vuile lompen kwijt ben. Vertel jij intussen maar wat je weet.’
`Nou, toen we uit de stad ontsnapt waren, en toen we dat pad afliepen waar we dat gedrocht tegenkwamen - dat tuig dat kon vliegen? Weet je nog dat hij zei dat hij geen floorn gezien had? Maar hij had het wel over iets anders, een raar woord, en ik onthield het omdat ik er nog nooit van gehoord had. En toen gingen wij verder en opeens waren we tussen de floorn zonder dat we ze gevoeld hadden, weet je nog?’
`Ik ben niet kinds’, mopperde Elvin, en hij liet zijn oren tot aan de puntjes in de beek zakken. Maar hij kwam gauw weer boven water, want hij wilde het vervolg toch horen.
`Nou, en jij was meteen dik met die zogenaamde Jaldin en het viel je helemaal niet op hoe flauw hun grapjes waren. En dat er geen poppen en groenlingen bij waren.’
`Wel waar’, bromde Elvin. `Ik heb er nog naar gevraagd.’
`Ja, en als je ze iets vroeg, dan gaven ze geen antwoord. Toch? Jij vertrouwde ze, maar ik niet. En daarna gingen ze vechten. Floorn kúnnen helemaal niet vechten! Vond je dat dan niet gek?’
`Heel gek. Maar nu ga je te langzaam, ventje. Vertel eens door!’
`Het waren drogdemonen’, zei Rorin nadrukkelijk. `En ze namen me mee toen iedereen vertrok en daarna weer, uit die tuin... ze zouden me doodmaken als ik niet met ze meespeelde. Doodmaken! Dat doen floorn toch niet!’
`Drogdemonen?’ vroeg Elvin.
`Ze kunnen zich veranderen in wat ze willen. Later, toen die dame kwam, toen versprongen ze niet, zoals jij dacht, maar ze veranderden zich in kevers en kropen in de takken, en ze beten me en dwongen om me onzichtbaar te houden. En nog later werden ze krijgers. Maar vechten konden ze niet hè? Alleen pijn doen, dat kunnen ze.’
`Drogdemonen’, herhaalde Elvin peinzend. `Dus daarom heelden hun wonden zo snel. Maar waarom vluchtten ze op slag toen Aza verscheen? Waarom zouden demonen haar vrezen?’
`Ze haten haar’, zei Rorin beslist. `Ze haten haar en ze zijn bang voor haar en ze denken alleen maar aan háár, maar ik weet niet waarom. Dat timantingding, dat willen ze alleen maar hebben om haar dwars te zitten. Omdat Aza dat wil hebben, en daarom willen zíj het juist hebben.’
`Hm. Het heet timantijn, en niemand schijnt te weten waar die zich bevindt. Aza verspreidt het gerucht dat ik hem heb. Die drogdemonen van jou zijn daar zeker in getrapt. Drogdemonen...’ Een school visjes zwom om zijn enkels en hij trok zijn voeten terug. `En hoe weet ik dat deze visjes geen drogdemonen zijn?’
`Dat weet je niet. Dat weet je nooit. Maar ze willen jou niet meer. Wat ík niet snap, is wat die enge dame van jou moet. Jij hebt die timantijn toch niet! En dat weet ze. Dus waarom jaagt ze dan iedereen achter jou aan? Wat wil die mensenvrouw?’
`Vrouwe Aza is geen mens’, zei Elvin, `en ik vrees dat niemand haar ware bedoelingen kent.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision