Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 5: Een vergeten vete

10

Telkens die middag, tijdens de trage rit die telkens onderbroken werd omdat de wapenknechten het pad moesten ontdoen van dode bomen of overhangende takken, meende Elvin dat hij links of rechts tussen het gebladerte een floorn of een mens zag bewegen.
Hij vergat het toen ze halt hielden voor de nacht. Het was zijn taak om brandhout te zoeken, waar hij blij om was, omdat Mensen het onderscheid niet schenen te kennen tussen levend en dood hout en bovendien niet schenen te weten welke houtsoorten het welriekendst brandden. Hij vond een wilde kwee die door de bliksem getroffen was; hij plukte handenvol van de harde gele vruchten en raapte het dode hout aan de voet op. Hij liet de helft weer vallen omdat hij het fruit belangrijker vond dat het brandhout, en maakte zijn foeragetocht dus nog een keer. En bij die tweede keer zag hij duidelijk een voddige, solitaire floorn die in de vork van twee meidoorntakken naar hem zat te kijken.
'Hé!' riep Elvin onwillekeurig, en daarna dacht hij: wat vreemd, waarom zit hij daar tussen die gemene doorns? Vanwege hun tere en fijnstoffelijke aard meden de Floorn meestal plekken waar ze gevaar liepen doorboord of geprikt te worden.
De floorn zwaaide. Een oogwenk later liet hij zich op de grond vallen en verdween tussen de dichte ondergroei. Beduusd liep Elvin terug naar de troep mannen bij de koets. De kok-koetsier was blij met de kweeperen, die hij in een kookpot stopte samen met de honing die van die middag over was.
'Je bent goed voor onze magen, floorn', lachte hij goedmoedig.
Elvin knikte en verborg een grimas. Alsof het hem wat kon schelen hoe het met de magen van die krijgszuchtige kerels gesteld was! Maar de koetsier was aardig.
Bij de maaltijd probeerde hij zich met Taris af te zonderen. Dat lukte niet meteen, omdat Taris in gesprek was geraakt met de aanvoerder van het gewapend geleide en die twee elkaar zaten af te troeven met hun kennis van de politiek. Maar na het eten merkte Taris hem eindelijk op, en hij maakte het zich gemakkelijk met zijn rug tegen zijn zadel, op enige afstand van de anderen. Elvin slenterde naar hem toe.
'Er is een idee bij me opgekomen', zei de floorn. 'Zomaar een ideetje, stel je er niks van voor. Ik weet niet eens of ik het wel bij het rechte eind heb en of het niet regelrecht tot ons einde zal leiden. Maar - ' Hij onderbrak zichzelf. 'Eerst moet jij vertellen. Wat wil Vrouwe Aza van je?'
'Ze wil zich wreken op mij, vermoed ik. Ze wil me gebruiken, maar als haar instrument ben ik tegelijk het doelwit van haar wraak.'
'Heb je haar gedwarsboomd? Beledigd?'
'Ik niet; mijn vader. Zoals je weet, of misschien vergeten bent, is hij overleden, al meer dan een decennium geleden. Hij stierf in zijn bed, en de geruchten dat hij vergiftigd was, heeft mijn familie altijd afgedaan als kletspraat. Mijn moeder week niet van zijn zijde tijdens zijn ziekbed, ze liet niemand toe, en als zij hem zelf vergiftigd zou hebben, waarom zou ze dan na zijn overlijden de heerlijkheid hebben verlaten en zich aan het hof van de Sagaarse koning gevestigd hebben?'
Elvin gaf daar geen antwoord op. Hij kon vele redenen bedenken waarom een dame zonder ridder haar landgoed in noordelijke streken zou verlaten om zich onder de bescherming van een machtig koning te stellen. Dat laatste kon zelfs een motief zijn om haar echtgenoot te vergiftigen.
'Hoe dan ook, lang voor zijn ziekte was mijn vader in botsing geraakt met Azazel van Karmel.’ Het viel Elvin op dat Taris ten minste nog een deel van de lange naam kende. `De inzet was de Ster van het Noorden...'


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision