Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 10: De Zonnekoning

5

Elvin hief zijn hoofd; op de gang klonk rumoer. Een boze stem, een onderdanige stem, iemand die opspeelde, iemand die de schuld kreeg, en daarna iemand die trachtte de gemoederen te kalmeren.
`Je kunt je beter verstoppen’, zei Elvin. `Dan ga ik poolshoogte nemen.’
Rorin zag eruit of hij wilde gaan jammeren, maar hij beheerste zich en kroop onder het bed. Elvin trok de sprei naar beneden en opende de kamerdeur op een kier. Hij gluurde door de spleet. In de deur naast de zijne stond een man in een karmozijnrood kleed wijdbeens te tieren. De herbergier had een hand op zijn schouder liggen, maar die schudde hij af alsof het een paardenvlieg was. Voor hem lag zijn bediende op zijn knieën, snotterend dat hij misschien heel even in slaap gevallen was, maar dat er niemand in of uit was gegaan, hij had de héle tijd de wacht gehouden. Wat een leugen was, want Elvin had eerder niemand gezien. De arme man boog herhaaldelijk naar de krullende schoenpunten van zijn heer en kuste ze zelfs. Tranen maakten donkere vlekken op het kostbare leer.
`Ik ben bestolen! Een fortuin is me afhandig gemaakt. En ik stel ú aansprakelijk!’ De koopman prikte in de borst van de herbergier. `En jij, misbaksel, zuipschuit, jij hebt je jaarloon verbeurd!’ Hij schopte de knecht aan zijn voeten opzij.
Elvin sloot de deur. Het was niet verstandig zich te vertonen aan iemand die van zins was rijk te worden door de verkoop van een floorn. Hij ging op de zetel naast het bed zitten en liet zijn hand bungelen. Rorin begreep het, hij pakte hem vast zodat ze elkaar heel makkelijk begrepen. Elvin liet weten dat ze, zeker, zo snel mogelijk, deze herberg zouden verlaten. Maar dat ze zich voor het moment heel stil moesten houden, tot de opwinding wat bedaard was. Dat hij de kamer deelde met iemand anders, en dat het beter was dat Rorin zich schuil hield tot diens terugkeer. Rorin legde zich er bij neer. Het was te merken dat hij allang blij was dat hij zich in het gezelschap van een oudere floorn bevond, in plaats van heel alleen in een donkere kist.
Het gekrakeel op de gang verplaatste zich na enige tijd naar de gelagkamer, en daarna duurde het niet lang voor Taris terugkeerde. Hij was verbaasd dat Elvin niet was uitgegaan.
`Wilde je Sol niet bezichtigen? De prachtige Hal van het Al, op het Hemelplein, daar had ik jou verwacht... Er is een schitterende boekerij, die moet je echt gezien hebben, en de kijkerkoepel wordt wereldwijd geroemd. ‘s Nachts schuiven de panelen die het dak vormen vaneen, weet je, en dan worden enorme kijkers op het uitspansel gericht. Geleerden maken hun berekeningen in de ene zaal, terwijl in een andere de leerstellingen van de sterrenkunde worden onderbouwd en ondergraven, in een nooit eindigend dispuut tussen de wijzen. Zo jammer dat je dat nu mist...’
Elvin schudde zijn hoofd, legde zijn vinger op zijn lippen en vroeg zachtjes: `Heb je die koopman misschien gezien, die met het karmozijnen gewaad en die rode wijnwangen?’
Taris zag er meteen bezorgd uit. Hij ging in de andere zetel zitten en antwoordde gedempt.
`Een dikke kerel? Hij beende juist de gelagkamer uit toen ik binnenkwam. Is er iets gebeurd?’
`Die kwant jaagt op floorns’, zei Elvin, opgelucht dat de koopman tenminste uit de buurt was. `Jouw geliefde koning Oswel schijnt een beloning uitgeloofd te hebben voor iedereen die er een vangt.’ Hij lette scherp op hoe Taris dit bericht zou opnemen. Tot zijn verwondering knikte zijn reisgezel slechts.
`Ik had in het badhuis al zoiets opgevangen... En er is nog meer slecht nieuws. Sléchter nieuws. Ik ben mijn opwachting bij de koning gaan maken - hij was zo goedgunstig me te ontvangen. Aza was er ook. Elvin, het spijt me vreselijk. Ze heeft hem verteld dat jij de Ster van het Noorden bezit.’


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision