Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 14: De derde bron

4

Elvin hield zijn adem in om geen woord te missen. Wist Taris van de nachtelijke zangeres? Was het met zijn medeweten dat zij zich schuilhield in die kamer? Opeens herinnerde hij zich de grendel aan de buitenkant. Zou ze daar soms gevangen worden gehouden?
`De toestand is nog net niet helemaal hopeloos’, klonk Airams stem. `De vleermuizen - drogdemonen volgens de floorn - hebben behoorlijk wat schade aangericht. Vertel me, heer, wat voor doel diende hun aanval? Wat hebben ze tegen ons - tegen haar?’
Taris zweeg even voordat hij verderging: `Je weet dat ik je graag in vertrouwen zou nemen, Airam, hoedster van mijn huis. Maar ik vrees dat ik je in gevaar breng als ik dat doe. Zelf weet ik er ook het fijne niet van, alleen dat de gebeurtenissen hier in verband staan met de listen en lagen van Vrouwe Aza. Koningin Aza moet ik zeggen. Maar’ - en hier dempte hij zijn stem nog meer - `laten we niet zo dwaas zijn dat hier te bespreken, waar die drogdemonen, als het dat zijn, elk woord kunnen horen. Laat ze zo snel mogelijk uitroken. Ik zal die tijd gebruiken om de landerijen in ogenschouw te nemen.’
`Ik zal meteen een knecht naar de teerkoker sturen’, beloofde Airam. Ze verwijderde zich, maar keerde even later terug. `Nog één ding, Taris. Wat heb je met het kind voor - met Marente, meen ik?’
`Marente, ach’, zuchtte Taris. `Zij is net een ongetemd dier, vind je niet? Ik denk dat ik haar een groot plezier zou doen als ik haar in haar huidige staat van loslopende verloofde handhaaf. Op de lange duur kan daar natuurlijk geen sprake van zijn, maar... Nu ja, je kunt haar geruststellen. Voorlopig zal er van een bruiloft nog niets komen.
Luister, Airam. Ik weet dat ik daarmee niets te maken heb, maar je zou me een grote gunst bewijzen als je je zusters vroeg hier op Orion bijeen te komen. Spoedig. Voor de kar de helling afrolt. Als het geweld eenmaal losbarst, kan niets het tegenhouden.’
`Ook de floorn niet?’ vroeg Airam.
`Waar is hij eigenlijk?’
`Hij slaapt. Het is een wonder dat hij nog leeft. Als ik die vachten niet net op tijd... hoe dan ook, heeft hij een rol te vervullen in de komende gebeurtenissen?’
`De Ziener beweert het’, zei Taris. `Maar Elvin zelf staat met de Ziener op vertrouwelijker voet dan ikzelf... Er is iets merkwaardigs met die Ziener. Ik heb hem pas deze zomer leren kennen, en toch komt hij mij zo bekend voor alsof hij mijn broer is. Niet dat hij daar trouwens enige blijk van geeft. De herkenning komt duidelijk van één kant.’
`Niet te veel vragen, Taris’, zei Airam zacht. Nu ze met hem alleen was, gedroeg ze zich veel minder onderdanig dan in het bijzijn van anderen, merkte Elvin. `Maar als ik je een goede raad mag geven: richt je naar zijn woorden. Zijn leidraad zou voor ons allemaal wel eens de redding kunnen betekenen. Wees dus maar zuinig op die floorn.’
Pijnlijk getroffen kneep Elvin zijn ogen stijf dicht. Ze spraken over hem alsof hij een tam zangvogeltje in een kooitje was. Beiden had hij aangezien voor prettig uitgevallen exemplaren van hun soort. Nu wist hij het niet meer zo zeker.
`Ach ja, de floorn’, zei Taris met een zucht. `Meer last dan gemak heb ik van hem. Koning Oswel heeft me met hem opgezadeld, dus nu pas ik maar zo’n beetje op hem. De ellende is dat hij zijn geheugen is kwijtgeraakt in het Ven der Vergetelheid, in het noorden van Saga. Daardoor kan hij me amper meer van nut zijn... Hij is niet kwaad hoor, niet zo’n pluizenballetje als zijn soortgenoten. Hij heeft zelfs geprobeerd mij te redden.’ Hij lachte. `Stel je voor! Het werd bijna mijn dood!’ Airam lachte met hem mee. Elvin kromp in elkaar. Onhoorbaar schurkte hij dieper weg tussen zijn dekens. Het liefst kwam hij nooit meer tevoorschijn.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision