Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 15: Elvin de Stralende

9

Er viel een gedrukt zwijgen. Elvins vraag scheen de Marmalen in verlegenheid te brengen. De Orde was van zoveel op de hoogte; was het mogelijk dat ook zij niet bevroedden welke rol de Floorn te spelen hadden? Waarschijnlijker was dat ze meer wisten dan ze wilden toegeven. Als hij niet tot Stralende was bestempeld, zou hij zijn vraag niet eens hebben durven stellen.
`De Floorn’, zei Almesis tenslotte. `Goed. Het is niet meer dan eerlijk dat we daarover spreken alvorens we Elvin wegzenden. Wat weten we over de Floorn? Mijn reis uit de Noordlanden naar hier verliep zo snel, dat ik hen niet zou hebben kunnen opmerken, zelfs als ik erop gelet had. Floorn zijn er nu eenmaal goed in zich te verbergen. Heeft een van jullie nieuws van hen?’
De Marmalen schudden hun hoofd, behalve één. Het was een tengere vrouw, de schuchterste van allen.
`Jij misschien, Aäsin?’ Haar naam klonk noordelijk. Elvin keek haar vol spanning aan. De ranke zuster aarzelde.
`Ik...’ Ze sloeg haar blik neer en slikte een paar keer. `Ik heb een nacht met Vrouwe Aza doorgebracht’, zei ze ten slotte. `Ik hoopte haar op die manier tot andere gedachten te brengen. Het was... het liep uit op... een teleurstelling.’
`Jij Aäsin?’ Bewondering klonk door in Airams stem.
`Ja... Ik wilde haar in de val lokken... maar eigenlijk was het eerder andersom. Ik heb haar niets verteld, natuurlijk niet. Maar ik kreeg ook niet te horen waar ik op gehoopt had. Toch...’
Marente, die tot op dat moment onopvallend bij het vuur gezeten had, kwam naderbij. Elvin merkte dat ze popelde van nieuwsgierigheid en vol vragen zat, maar ze beet op haar bovenlip en deed haar uiterste best om te zwijgen.
`... begon Aza uit zichzelf over de Floorn’, ging Aäsin verder. `Ze was een beetje aan het opscheppen, over hoe makkelijk ze Mensen doorgaans kon bespelen. “De enigen waar ik geen vat op heb”, zei ze, “zijn die stinkende Zwampfeeksen. En de Floorn natuurlijk. Maar met hen rekent mijn gemaal wel af.” En daarna lachte ze, nogal onaangenaam. Kort daarop heb ik afscheid genomen; ik hield het niet meer uit.’ Aäsin zweeg, beschaamd, naar het scheen. Maar Almesis zei: `Goed werk, zusje. Dat had slechter af kunnen lopen. Ik neem aan dat je met magie niets bij haar kon bereiken?’
`Ik wilde me niet verraden’, zei Aäsin. `Je weet hoe ze jou haat, Almesis.’
`Ze haat ons allemaal’, zei de Oudste Zuster. `Het was erg moedig van je. Later zul je mij nog nauwkeurig verslag uitbrengen. Nu terug naar de Floorn: weet iemand van ons waar ze zich bevinden?’ Ze keek naar Rorin. `Hoe zit het met jou, jonge vriend?’
De groenling verborg zijn gezicht tegen Elvins arm en gaf geen antwoord.
`Hij is nog klein’, zei Elvin. `Zijn vermogen soortgenoten te bespeuren reikt nog niet erg ver. Het bestrijkt hooguit een straal van zeven mijlen.’
`Jammer’, zei Almesis. `Welnu. Laten we ons wat ontspannen, iets eten, iets drinken, wat zingen. Morgen praten we verder.’ Elvin begreep dat ze veel verwachtte van het herstel van zijn geheugen. Als het nou maar zou lukken!
De Zusters stonden op en begonnen door elkaar te drentelen. Elvin zag dat Marente zich bij Aäsin voegde en zachtjes vroeg: `Hoe... hoe was ze?’ Aäsin kreeg een kleur.
`Wreed’, fluisterde ze, voor ze zich afwendde. Even later verliet Marente de zaal. Ook Taris verliet het gezelschap; Elvin ving een glimp van hem op toen hij zich over de galerij spoedde, heimelijk leek het. Elvin kreeg een steek in zijn hart; het kwam hem voor dat hij zijn vroegere reisgezel nog steeds niet ten volle kon vertrouwen. Maar dat kwam er niet op aan - als hij tenminste vannacht zijn herinneringen maar terugkreeg!


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision