Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 13: De geheimen van Orion

7

Afgezien van het gefladder van de vleermuizen, werd het al snel stil in de grote hal; zelfs de regen kletterde niet langer op het spanendak. Maar tegen middernacht weerklonk opnieuw het onaardse gezang. Elvin voelde dat verscheidene van de mannen er wakker van werden, maar deze keer verroerde zich niemand. Droevig klonk het zingen nu niet, eerder verlokkend en verleidelijk. Een van de mannen werd er onrustig van en Elvin vermoedde dat het niet lang zou duren voordat hij aan de verleiding in die ijle stem gehoor zou geven. Toen klonk het kraken van het deurtje dat in een van de grote buitendeuren zat. Degene die de voorhal was binnengekomen, betrad niet de grote zaal, maar even later waren zijn voetstappen hoorbaar op de galerij. Een lichtstraal, een tochtvlaag... Achter de nu weer gesloten deur klonken stemmen op, beide van vrouwen. De stem van de zangeres schel en eisend, daarna verongelijkt. Een zachtere, donkerder stem leek haar te willen kalmeren. Maar de jonge stem haalde krijsend uit, barstte in woedend snikken uit, krijste opnieuw... Nu verstomden beiden stemmen, maar een gedempt bonken gaf aan dat nog niet alles tot rust gekomen was.
Elvins huid trok zich samen. Dit zwijgen was griezeliger dan het gekrakeel van daarnet. Wat speelde zich daarboven af, in die vertrekken `die voorbehouden zijn aan onze heer’? Wie hield zich daar schuil? Of wie werd daar tegen haar wil gevangen gehouden? Wat was het geheim dat de oude palts van Orion verborg?
Opnieuw viel er licht van boven in de hal, een brede straal nu. Plotseling werd het verduisterd, toen de vleermuizen zich als met één ziel uit de nok van het dak naar de galerij stortten en als één gillende wolk de kamer boven binnendrongen - tenminste, dat maakte Elvin op uit de geluiden. Een kreet van de zangeres, een rauwe schreeuw van angst en ontzetting. En een andere stem, die van Airam, die haar toeriep dat ze haar venster moest openen en alle kaarsen moest aansteken. Een bons - de deur die toesloeg. En daarna het wanhopig snikken van een jong meisje, en het gekmakende gegil van vleermuizen die geen gewone vleermuizen waren.
Net als alle anderen was Elvin overeind gesprongen. Rillend aarzelde hij tussen ingrijpen en afwachten. Langs zijn nis snelden al een paar mannen in de richting van de voorhal. Maar toen stond, scherp afgetekend tegen het licht van een flambouw in de voorhal, Airam in de deuropening.
`Ga rustig slapen allemaal’, zei ze. `Moeilijkheden met een dienstmeisje, een jong ding dat haar plaats nog niet kent. Er is geen reden tot ongerustheid. Leg u te rusten en stop een bosje hooi in uw oren.’ Ze ging van de een naar de ander en overtuigde zich ervan dat de gasten en paltszaten inderdaad weer ging liggen. `En vergeet niet dat Heer Taris niet wenst dat iemand doordringt in zijn eigen vertrekken. Zelfs de trappen zijn verboden terrein.’
`Raar dan, dat een dienstmeisje daarboven mag slapen’, zei Rorin hardop. Airam hield zich doof.
`Maar het kind!’ stamelde de houtvester. Zijn stem kwam uit de nis waar Elvin de vorige nacht het gewoel en gedraai gehoord had. `Die vleermuizen! Ze doen haar wat aan!’
`Die vleermuizen zijn allang naar buiten gevlogen’, zei Airam kalm. `En het is geen kind waarover je praat, Garris, onthoud dat goed. Blijf bij haar vandaan, als je betrekking je lief is...’ Het klonk streng en dreigend, heel anders dan Elvin Airam had leren kennen. De `hoedster van het huis’ (hoe was die betiteling van betekenis veranderd!) verliet de hal. De rust keerde weer, hoewel Elvin aan hun ademhaling kon horen dat de mannen net zo min sliepen als hij.
Boven heerste geen rust. Elvins scherpe oren vingen een gerucht, een geritsel op, de optelsom van een heel groot aantal heel kleine geluidjes. Rukkerig, ongeduldig, verbeten, vals, en kwaadaardig.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision