Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 1: De dienaren van de koning

7

Ze waren nog maar enkele glazen onderweg toen Windar al liet halt houden, want het was het middaguur en de Sagaren leefden bij een vaste dagindeling. De dienaren van de koning stegen af en maakten de singels een gaatje losser, ze kluisterden hun paarden en lieten ze grazen. Elvin zag dat het hun niet kon schelen dat sommige van de dieren aan de maïs op het veld begonnen te knabbelen. Om de hoek van het maïsveld zag hij even het gezicht van een verontwaardigde boer, die zich, toen hij ‘s konings kleuren in het oog kreeg, snel weer onzichtbaar maakte.
Elvin maakte het zich gemakkelijk op een grasheuveltje aan de voet van een langs de kant van de weg opgeschoten appelaar. Een wormstekige appel, die naast hem op de grond lag, raapte hij op en begon er gedachteloos aan te knagen. Hij had al heel lang geen appels gegeten; de Sagarijnse appels leken flauw en smakeloos vergeleken bij de kleine wilde appeltjes die de Floorn bijeenzochten in hun wouden, en na een eerste poging had hij ze links laten liggen als hij zijn inkopen deed. Na zoveel jaren genoot hij van de smaak en het samentrekkende gevoel in zijn mond - de vrucht was nog niet rijp. Geen van de dienaren kwam bij hem zitten, maar hij merkte dat Flux dicht in de buurt bleef. Zijn begeleiders haalden brood en worst uit hun zadeltassen en dronken uit waterzakken die aan hun zadelknop hadden gehangen.
Elvin had niets van dat alles; met zijn zadel waren ook de zadeltassen achtergebleven. Het was hem gelijk, maar na een tijdje kwam een van de dienaren naar hem toe. Hij stak Elvin een stuk brood toe en vroeg of hij het wilde hebben.
'Nee dank u’', zei Elvin. 'Ik heb nog geen honger - zo vroeg op de dag.'
De man kwam naast hem zitten. Hij was donker van haar, heel licht van huid en blauw van oog, zoals alle Sagaren, maar hij was tengerder van bouw. Elvin zag met belangstelling dat hij lange, slanke dijen had, als een Floorn, en smalle handen. Hij zei dat hij van gedachten was veranderd en nam toch een stuk brood aan, alleen om even de handpalm van de ander aan te raken. Deze voelde even eeltig aan als die van Windar, merkte hij teleurgesteld - even had hij gedacht dat hij al had ontdekt wie ‘s konings vertrouweling was.
'U bent op weg naar uw volk', zei de man. Elvin wist niet of het als een geruststelling of als een vaststelling bedoeld was. Hij knikte. Het had geen zin dat tegen te spreken; het was beter als de Sagaren dachten dat hij alle medewerking zou verlenen aan welke hun missie ook was. 'Weet u waar ze verblijven?' vroeg de man, alsof het hem maar matig interesseerde.
'Nee', zei Elvin. Het was de waarheid - hij had tijdens zijn verblijf onder de Mensen veel van zijn Florijnse vaardigheden verloren.
'Weet u wat de koning met hen voorheeft?' vroeg de man. Als hij een spion was, ging hij wel erg direct te werk, dacht Elvin.
Hij schudde zijn hoofd.
'Ik ook niet', zei de man. 'En het kan me ook niet schelen.' Hij kauwde, slikte en ging door: 'Maar als ik een floorn was, zou het me wél kunnen schelen.'
'Daar zou u geen ongelijk in hebben', gaf Elvin ten antwoord. 'Ik zei ook niet dat het me niet kan schelen.'
Weer werkte de man eerst een hap weg, voordat hij zei: 'Dat is waar.' Elvin kwam tot de conclusie dat hij dom moest zijn, hoewel hij er niet zo uitzag. In ieder geval traag.
'Het kan u dus wel schelen. En toch gaat u met ons mee, doet u wat de koning u bevolen heeft.' Hij wachtte even of er antwoord kwam, en toen Elvin bleef zwijgen, zei hij: 'Maar iedereen moet natuurlijk doen wat de koning zegt.'
'Hij is niet mijn koning', zei Elvin voorzichtig. 'Ik hoef niet te doen wat hij beveelt. Ik ben mijn eigen baas.'
Het klonk zelfs in zijn eigen oren belachelijk.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision