Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 14: De derde bron

1

Geruis vulde zijn oren, een grauwgrijs gewemel benam hem het zicht, een zwerm monstertjes vloog recht op hem af, schreeuwde schril in zijn oren. Honderd venijnige kaakjes met vlijmscherpe tandjes beten hem waar ze konden, voor hij achterovergeworpen werd. De deur sloeg toe met een doffe dreun, maar de vleermuizen fladderden aan alle kanten om Elvin heen boven de galerij. Ze beten nu niet meer, maar klemden zijn kleren in zijn kaken en tilden hem op, voerden hem mee, vlogen met hem omhoog naar de balken in de nok. Daar zetten ze hem neer, vlogen weer weg, keerden schielijk, scheerden van alle kanten op hem af en schoten langs hem heen, zodat hij alleen hun rode oogjes zag flitsen en hun tandjes zag blikkeren.
Duizelig van angst en bloedverlies probeerde Elvin zich in evenwicht te houden, terwijl het wemelen en fladderen en krijsen om hem heen maar aanhield en aanhield. Slechts het vinnig geklapper van hun vleugels hoorde hij en hij rook niets anders dan hun bijtende, nijdige geur...
Achteraf behield Elvin maar een wazige herinnering aan de episode. Zijn geest trok zich terug onder zoveel kwaadaardigheid en hij was net genoeg bij bewustzijn om zich vast te houden. Hoe lang het duurde, kon hij niet zeggen. Bij de geur van de vleermuizen voegde zich die van verdampend floornbloed. Zijn blikveld versmalde zich tot hij alleen nog maar de dichtstbijzijnde vleermuis waarnam, telkens afgewisseld door een volgende, maar allemaal met een eendere boosaardige flikkering in hun ogen. Uiteindelijk kon hij het niet meer volhouden.
Hij droomde van een lange, lui hellende weide, bespikkeld met bloemen. Vingerhoedskruid, klaprozen, leeuwenbekjes, boterbloemen, korenbloemen en viooltjes bloeiden allemaal tegelijk tussen het gras. Plukjes madeliefjes vormden samen het sterrenbeeld Orion. Een griffioen hurkte aan het andere einde en zei: `Heb ik het niet gezegd? Het hemelse vuur zal hem verteren!’ Maar de machtige griffioen werd aan de kant geduwd door Yondin, de Windlezer, die zei: `Praat geen onzin! Hij heeft een Taak te vervullen, we moeten hem in leven houden.’
Elvin werd wakker. Hij hield zijn ogen gesloten, maar hij hoorde dat Yondin doorging: `Hij zal het gebod wel niet zo gauw meer overtreden. Rorin, haal water, gauw. Er staat een kruik bij de trap.’ Even later werd er een aardewerken beker tegen de hoornige richel van zijn bovenkaak geduwd. Gehoorzaam nam hij enkele slokken. Pas toen sloeg hij zijn ogen op.
Hij lag op de tafel op de verhoging in de grote zaal van Orion. Stof dwarrelde in het kleurige licht boven hem; vleermuizen hingen vredig te slapen aan de balken. Om hem heen stonden Airam, Marente en Taris. Geen Yondin - nee, het was Airam die had gesproken. Ze zag er geschrokken uit.
`Elvin, je bent wakker!’ riep Marente blij.
`Wat bezielde je om naar de hanenbalken te klimmen!’ zei Airam.
`Ik mag van geluk spreken dat ik je nog levend aantref’, zei Taris. `Ik kan je kennelijk geen ogenblik alleen laten.’
Rorin sprong bij Elvin op de tafel en begon spinrag om de talrijke wondjes te winden. Hij was de enige die bleef zwijgen.
Elvin sloot zijn ogen weer en probeerde zich te herinneren wat hij net gehoord had. Iemand - Airam - had weer over die vermaledijde Taak gesproken. We moeten hem in leven houden... Wat wist die eenvoudige huishoudster daarvan? En had ze hem niet even daarvoor dreigementen naar zijn hoofd geslingerd? Of had hij dat ook gedroomd? Hij was toch niet zelf in die hanenbalken geklommen! En waarom deed niemand iets aan die drogdemonen, die onder het mom van vleermuizen een argeloze gast aanvielen!


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision