Op zoek naar de  loorn

door Dona Ferentes 


Deel I: Verbannen uit Saga

Hoofdstuk 5: Een vergeten vete

1

Elvin keek naar de gevangenen, in een van wie hij Taris meende te herkennen.
'En die twee... wat hebben ze gedaan?' Elvin wilde vooral weten waarom de vorstin met twee gevangenen door Saga reisde, terwijl ze daar toch geen rechtsbevoegdheid kon hebben, maar hij durfde het niet rechtstreeks te vragen.
'Gedaan? Niets. Het zijn onze gidsen.'
Elvins verbazing moest van zijn gezicht te lezen zijn. De wapenknecht lachte.
'Onze vorstin heeft zo haar eigen gewoonten. En omdat ze een pact heeft met de koning van Saga... trouwens, Oswel de Eerste is bang van haar. Hij likt haar hielen. Letterlijk, heb ik me laten vertellen.'
Elvin dacht aan de welgevormde, blanke voeten waarvan hij de vorige dag een glimp had opgevangen onder het wijnrode kleed. De vrouw die zich als zijn meesteres beschouwde, was iemand om rekening mee te houden. Een gevaarlijk schepsel.
De wapenknecht slenterde naar een zwerfkei en ging erop zitten om een van zijn hakken te bestuderen, die los was geraakt.
'Taris...' mompelde Elvin, 'vertel me wat er gebeurd is.' Hij stond half met zijn rug naar de wapenknecht toe, en diens makkers waren te ver weg om hem te horen.
De Bergamoner haalde zijn schouders op en wees met zijn kin naar zijn lotgenoot.
`Die bandiet en zijn kornuiten namen me gevangen, en toen kwam zíj en nam ons tweeën gevangen. Ze heeft een gids nodig in het bos en iemand die haar de weg over de Sluierbergen kan wijzen. Ze herkende mijn noordse trekken, ben ik bang.’
'Met welk recht?'
'Vrouwe Aza heeft geen rechten nódig als ze iets wil.'
'Wat wil ze? Waar gaat ze heen?'
'Hoe gaat het met je geheugen?' vroeg Taris van onder de zak. 'Ik zag dat je je hebt laten inlijven.'
'Met mij gaat het uitstekend, dank je', zei Elvin wrevelig. 'En ik heb me niet laten inlijven.'
'Wat doe je dan in haar kleren, haar kleuren?'
'Ik ben bang dat ze de frase “uw dienaar” letterlijk opvatte. Ik was berooid en het enige dat ik wist, was dat ik naar het noorden moest. Zij geeft me vrijgeleide. Ik weet niet waar ze mij voor wil gebruiken, maar voorlopig gebruik ik haar.'
Taris barstte in schaterlachen uit. De wapenknecht die hem moest bewaken sprong op en kwam naar hen toe.
'Je hoeft niet al te vriendschappelijk met ze te worden', beet hij Elvin toe.
'Neem me niet kwalijk', zei Elvin. Hij legde zijn hand tegen de buidel op zijn borst en staarde naar de bosrand. De twee witte vogeltjes zaten elkaar achterna in het struikgewas. Elvin wist plotseling zeker dat het de enige twee levende wezens waren die hem goedgezind waren. De vogeltjes en het steentje, daarop kon hij vertrouwen - en verder vertrouwde hij niets, zelfs zijn eigen herinneringen niet. Hoe wist hij bijvoorbeeld dat Taris zijn vriend was? De man ging in het blauw gekleed, als een dienaar van koning Oswel. En Elvin wist helemaal niet zeker of hij wel op goede voet wilde staan met een Sagaarse hoveling.
Ineens voer er een bijna onhoorbare opschudding door de dienaren van de vorstin. Wapenknechten repten zich naar hun paarden, de koetsier klom op zijn bok, zelfs de paarden begonnen met hun hoeven te schrapen en staken hun oren naar voren.


volgende pagina | vorige pagina | inhoud | landkaart

wordt vervolgd !


Geef uw commentaar hier:


ontwerp website: Omvision